Al weer een hele tijd geleden heb ik de opleiding tot KIK Opleiding afgerond. Een van de pijlers van deze opleiding is het verbinden communiceren. Het wordt ook wel geweldloos communiceren genoemd.
Ik ben weer even mijn mappen van de opleiding in gedoken om de woorden te vinden die Margrete en Carla al op papier hebben gezet. Want hoe zat het ook alweer? Ik heb de verbindende communicatie zo in mijn system zitten, dat het voor mij een natuurlijke manier van communiceren is geworden. Het onderwerp kwam op tijdens de voorbereiding van de cursussen die Natasja en ik geven over het beelddenkende brein, waarvan hoog sensitief zijn een onderdeel is. Waarbij we ook de kinderen (mensen) met een sterke wil tegenkomen. Dat is toch een vak apart. Vooral ouders van kinderen met een sterke wil lopen ertegen aan dat hun manier van communiceren niet werkt. Deze kinderen zijn namelijk niet gevoelig voor communicatie vanuit “straffen en belonen (goed en fout)”, oftewel vanuit angst. Vanuit deze ouders krijg ik regelmatig de vraag: wat moet ik nu, mijn kind luistert niet, gaat d’r eigen gang, valt niet te corrigeren. Lang verhaal kort: een blog over verbindende, of geweldloze, communicatie.
Ieder mens vervult met elke actie een behoefte. Zo zijn er basisbehoeften zoals eten, rust, slaap en lucht. Ieder mens heeft behoeften en die moeten vervuld worden. Als de basisbehoeften niet vervuld worden, ga je dood. Als je honger hebt, heb je eten nodig. Als je moe bent, rust. Als je leergierig bent, iets om te leren. Als je je spieren wilt ontwikkelen, ga je bewegen. Als je je verdrietig voelt, wil je getroost worden. Als je bang bent, zoek je veiligheid. Enzovoort. Bij verbindende communicatie observeer je het gedrag van je kind en vraagt wat het nodig heeft. Dan vervul je die behoefte en klaar is kees. Zo simpel, in principe.
Verbindend communiceren
Het model van de verbindende communicatie zoals ik het geleerd heb, is onderzocht en beschreven door Marshall B. Rosenberg bijvoorbeeld in “Geweldloze communicatie, ontwapenend en doeltreffend”. Dit model heeft vier onderdelen/ stappen: waarnemen, gevoelens, behoeften en verzoeken. Ik zal de stappen hieronder kort beschrijven.
1 Door te observeren zonder oordeel en interpretaties neem je dat waar wat je ziet, hoort, voelt, proeft of ruikt. Automatisch vult ons brein deze waarneming aan met interpretaties of zelfs een oordeel.
2 Gevoelens ervaren we als onze behoeften wel of niet worden vervuld. Gevoelens zijn spanning en ontspanning die we voelen in ons lijf voelen, waar we een woord aan geven. Het is dus in de communicatie naar anderen belangrijk een woordenschat te ontwikkelen waaruit we kunnen putten om aan te geven wat we van binnen ervaren.
3 Onze behoeften moeten worden vervuld, anders gaan we dood. Deze behoeften kunnen letterlijk zijn, zoals eten en drinken, maar ook figuurlijk. Als we niet meer kunnen genieten van het leven, gaan we ook dood. Behoeften vragen om vervulling. Dat is universeel. Hoe je dat doet, verschilt per individueel.
4 Een behoefte activeert een verzoek. Als je weet welke behoefte je hebt, kun je die vervullen. Soms kunnen we dat zelf. Vaak echter hebben we iemand anders nodig om ons te helpen. Hoe doen we dat dan? In welke vorm gieten we ons verzoek zodat de ander bereid is om te helpen? Gebruik je woorden, gedrag of een combinatie?
Hoe zorg je ervoor dat de ander niet alleen begrijpt wat je van hem of haar nodig hebt, maar het ook nog gaat doen?
Straffen en belonen
We leven echter in een maatschappij die gebaseerd is op een systeem van “straffen en belonen” of ook wel goed en fout. Onze wetgeving probeert nogal zwart wit te zijn: iets is goed of fout en als het fout is en je doet het toch moet het bestraft worden. Vergelding heet dat. Het geeft degene die je benadeeld hebt een gevoel van eerlijkheid. En van straf leer je. Dat doe je zeker, maar lang niet altijd dat wat de bedenker van de wet in gedachte had. Als je een betere crimineel wilt worden, moet je naar de gevangenis gaan.
Terug naar de opvoeding: daar zie je dat dus ook. Een kind dat klappen krijgt omdat het dingen fout doet, leert niet per se wat dan goed wordt gevonden. Het leert klappen te ontwijken, terug te slaan of te incasseren. Ik heb ooit tegen mijn zoon gezegd dat als hij weer gepest werd op school hij dan maar een klap uit moest delen. Maar dan wel zo hard dat die andere dat nooit meer vergeet. En ja, dan krijg je wel straf (want het mag niet) maar het werkt wel. En daar heb je het punt: simpel weg zeggen dat iets niet mag (want wij doen dat hier niet) werkt alleen als iedereen het daarmee eens is en er ook naar leeft. Of men te bang is om de regel te overtreden. Door te (ver)oordelen, te vergelijken, te labelen creëeren we angst, schuld en schaamte. En gaan we voorbij aan onze eigen behoefte en die van anderen. Gaan we steeds verder weg van ons gevoel en dus van onszelf.
Juist dat gevoel is van belang. Een gevoel signaleert een behoefte. Stop je je gevoel weg uit angst voor de reactie, dan wordt ‘echt’ voelen steeds lastiger. Dan weet je niet meer precies welk gevoel je ervaart en ga je over tot het beschrijven van een interpretatie in plaats van het gevoel. Vaak in de vorm van gedrag.
Opvoeden in verbinding met je kind (theorie)
Een baby heeft nog geen woorden om aan te geven dat het iets nodig heeft. Toch weten ouders na een paar dagen wel wat er nodig is. Ieder ongemak heeft z’n eigen huiltje. Of je gaat gewoon het vaste lijstje af. Wat een baby nodig heeft is meestal niet zo ingewikkeld: melk, schone luier, rust, aandacht. Dit zijn behoeftes die makkelijk te vervullen zijn en als ouder doe je dat dan ook graag. Daarvoor ben je ouder geworden. Bij pijn wordt het al een stuk lastiger. En wat nu als je baby zoals mijn jongste niet kan inslapen, doorslapen en z’n eten er weer uit komt? Dan komen de baby’s behoeften en die van jezelf in conflict. Hoe meer er niet vervult kan worden, hoe ontevredener je wordt. En je baby ook. Dan merk je hoe belangrijk het is dat de basisbehoeften vervuld worden. Maar ook hoe moeilijk het is om aan te geven wat je nodig hebt. Mijn kind was niet in staat te vertellen wat ie nodig had. Ik was niet in staat te vertellen wat hij nodig had, want ik wist het ook niet. Ik wist wel wat ik nodig had: slaap en een tevreden kind. Mijn manier van mijn verzoek naar de buiten wereld te sturen was er een in de taal van de Jakhals (M. Rosenberg; Taal die manipuleert en uit elkaar drijft). Deze taal gebruik je bij stress of strijd. Het is de taal van be-/veroordelen, beschuldigen, etiketteren, analyseren, bekritiseren ,vergelijken, eisen, verantwoordelijkheid ontkennen, de wereld zien in goed & fout en ook bij manipulatie. Belonen en straffen zijn allebei vormen van manipulatie.
Als symbool voor de taal van de verbindende communicatie gebruikt Rosenberg de Giraf. De taal van het hart, de taal van luisteren, mededogen, in contact zijn met gevoel en behoeften, verbindend. Waar de Jakhals angst en pijn ontkend en grijpt naar macht, agressie en manipulatie om te overleven, heeft de Giraf de intentie om in verbinding te zijn met wat er leeft in zichzelf en in de ander. De Giraf bedenkt oplossingen, is zowel zachtaardig als sterk, kijkt zonder oordeel naar wat zich in het leven aandient, zoekt naar helderheid en vindt het proces belangrijker dan de uitkomst.
Als mens hebben we beide talen in ons en we kunnen er dus voor kiezen welke we op welk moment gebruiken.
Verbinden communiceren, hoe dan?
Begin met de verbinding met jezelf. Weet jij wie je bent, wat je kunt en waar je naar toe wilt? Wat voel je en welk gedrag laat je zien? Welke woorden gebruik je? Denk je vaak oordelend, beschuldigend, in hokjes? Is het voor jou van belang wie iets gedaan heeft? Of kijk je vooral naar oplossingen? Ben je geïnteresseerd in processen? Hoe kijk je naar jezelf? Ben je tevreden over jezelf, over je huis, tuin, werk?
Dan de communicatie naar je kind. Begin maar eens met het vervangen van de woorden goed en fout door andere woorden. Ik geef hier geen voorbeelden, zodat je je eigen woordenschat gaat ontwikkelen. Want jouw taal zijn jouw woorden en passen dus bij jou.
Wil je af van waardeoordelen, stop dan ook met cijfers geven. Dat heb je als ouders niet in de hand als je kind naar school gaat. Wat je wel kunt is er geen nadruk op leggen. Zoals bijvoorbeeld het beruchte geld voor een rapport.
Geniet samen met je kind van alles wat gelukt is, klein en groot. Verwoord de gevoelens van jezelf en je kind zodat de woordenschat groeit. Maar ook de verbinding, want jullie weten allebei wat je ermee bedoelt. Wees ook samen verdrietig. “Jij bent verdrietig omdat je broer niet met je wil delen. Dat is ook niet leuk. Zullen we samen met je broer een oplossing verzinnen?” Vertel ook wat het met jou doet, zeker als je door de situatie zelf geëmotioneerd bent. Toon hoe dan ook belangstelling.
Een kind is niet zijn gedrag. Benoem dus het gedrag en het effect ervan. Kinderen hebben behoefte aan duidelijkheid. Meer regels maken het niet duidelijker. Hanteer alleen deze die echt nodig zijn. Daardoor ontstaat er vanzelf structuur. Natuurlijke, logische regels hoef je niet te handhaven. Die worden vanzelf nageleefd. Dat geldt ook voor structuur. Geef kinderen de ruimte om hun eigen mogelijkheden en onmogelijkheden te ontdekken. Zelf ontdekken dat iets pijn doet of zorgt voor natte voeten, is een les die niet vergeten wordt. Scheelt opvoeders ook een hoop werk. Stel echter wel grenzen. Ga staan voor je eigen waarden en die van het gezin. Gaat een kind over jouw grens heen, kijk dan wat het dwars zit. Wat maakt dat het kind het nodig heeft om zover te gaan? Mogelijk zijn jouw grenzen niet zo duidelijk voor je kind als jij denkt. Een bekende uitdrukking is: “Jij snapt het want ik heb het duidelijk uitgelegd”. Vanuit de verbindende communicatie is het precies andersom: “Jij snapt het, dus ik heb het duidelijk uitgelegd.” Een enkel woord maakt een wereld van verschil.
Als laatste leren kinderen natuurlijk van ons voorbeeld. Kinderen nemen echter alleen van ons over wat bij hen past. Liegen we echter onszelf voor, presenteren we ons naar buiten toe anders dan we zijn, zullen veel kinderen daar dwars doorheen prikken. Dan val je door de mand. Of: als je jezelf op een voetstuk zet, kun je daar alleen maar vanaf vallen. Verbindend communiceren betekent dat je naast je kind met beide voeten op de grond staat. Dat je eerlijk bent over hoe je je voelt, wat je denkt en doet. Heb jij je dag niet, dan is dat zo. Je kind heeft dat ook wel eens niet, en dat is ook prima. Gelijkwaardigheid: als ik mag snoepen, mag jij dat ook. Gelijkwaardigheid, maar wel met grenzen: om volwassen te zijn heb je lang moeten studeren, en dat maakt uit. Daarom mag jij als ouders sommige dingen wel en je kind niet. Daarom moet jij als volwassene sommige dingen wel en je kind niet. Leg je kind dat uit en het is eerlijk. En zo voldoe je aan de behoefte van je kind om alles eerlijk te laten zijn. Wees ook realistisch: het leven is nu eenmaal lang niet altijd eerlijk. Dat vind jij ook en daar kun ook jij niks aan doen. Het is zo.