Je zorgen maken is voor veel mensen dagelijkse kost. De meest gebruikte is: zorgen maken om geld. Maar natuurlijk ook om de kinderen, je ouders, je lijf, je werk, de buurt, de auto… We zorgen wat af. En dat levert een heleboel stress op. Stress is gerelateerd aan angst, angst belemmert ons dat te doen wat we moeten doen.
Kortom: zorgen maken is zonde van je tijd en energie. Het levert niet op wat je wilt.
Je wilt namelijk een constante stroom van geld hebben zodat je kunt doen en laten wat je wilt (nodig vindt). Je wilt dat je kinderen huppelend door het leven gaan en met ups en downs groot worden zodat je ze de wijde wereld in kunt sturen. Je wilt dat je ouders kunnen blijven doen wat ze gelukkig maakt en vooral niet ziek worden of allerlei gebreken krijgen. En als dat dan toch zo is, dat je er dan voor kunt zorgen dat ze zo snel mogelijk weer op de been zijn. Je wilt dat je lijf je brein bij kan houden en mee gaat in de ontwikkelingen die je door maakt. Dat je succes hebt met je werk en daar gewaardeerd wordt voor wie je bent en wat je doet. Je wilt fijn kunnen wonen in een buurt die er ook voor je is als dat nodig is. Even voor een buurman zorgen geeft je voldoening en daarna geniet je van het feit dat de buurman jouw planten verzorgt omdat jij zorgeloos op vakantie gaat. Afhankelijk van je persoonlijkheid wil je best ergens voor zorgen, want dat geeft voldoening. Dat doet een appel op kwaliteiten die je hebt. Dan voel je je gewaardeerd. Daar krijg je energie van.
Goed, leuk dat willen. Is het de realiteit? Soms niet. In sommige gevallen bij lange na niet. Maak je je al lange tijd zorgen om hetzelfde? Dan doe je iets niet goed. Zorgen maken brengt je geen oplossingen. Op de verkeerde manier zorgen voor ook niet.
Stel: Je kind kan niet zelf zijn kamer opruimen, dus doe jij het voor hem. In de vakantie begin je hem te leren hoe hij dat moet doen, en hij lijkt het te pakken. Tot hij weer naar school moet. Een grote puinhoop is het. Binnen een week. Je wordt boos op hem, want hij kon het toch. In het weekend ruimen jullie samen weer op. Zo gaat het door, de weken vorderen en het opruimen in het weekend wordt steeds meer een drama. Je ziet dat je kind zo moe is na school dat dit er echt niet meer bij kan. En dus laat je het en ruim je zelf maar weer op. Je kind lijkt er zelf ook geen last van te hebben als er rommel is en zelf heb je er ook geen zin meer in. Laat maar liggen. Eigenlijk loop je in het hele huis tegen dat opruimen aan. Je baalt ervan. Jij bent de enige die opruimt, lijkt het wel. En dat is ook zo. Want waarom zouden anderen het doen als jij het al doet? Bovendien vertel je ze ook dat ze het al zo druk hebben (want je hebt alle begrip). Langzaamaan groeit er steeds meer boven je hoofd. Want op school gaat het met je kind ook niet helemaal lekker. Hij moet nu naar bijles voor rekenen, want op school krijgen ze dat niet spits. En dan dat huiswerk. Ook een drama. Je bent blij dat je eens een dag niet aan dat kind hoeft te trekken. Je doet het graag, zeg je dan als iemand vraagt waarom je zo moe bent. Dat is een leugen: je baalt ervan als een stekker. Maar ja, wat moet je dan.
Maar ja, wat moet je dan?
Gevolgd door: iedereen doet het. Het hoort erbij. Het is goed voor je kind z’n toekomst. O ja? Is dat zo? Onzin natuurlijk. Alle standaard redenen gaan zowiezo niet op voor jouw kind, want ieder kind is uniek. Dooddoeners zijn het die voorkomen dat je echt gaat nadenken. Wij (ja, ik generaliseer) zijn heel veel dingen normaal gaan vinden. Een oorzaak is te vinden in ons onderwijs dat ons in eerste instantie afleert kritisch na te denken. Maar ook in de eisen die we onszelf stellen, dingen die we allemaal nodig denken te hebben. We zijn gewend symptomen te bestrijden: als je hoofdpijn hebt, neem je een paracetamol. Als je lijf ergens zeer doet, ga je naar de dokter. Of je Googlet. Luisteren naar ons gevoel, onze intuïtie volgen, logisch nadenken, terug zoeken naar de oorzaak is veelal niet meer onze eerste stap bij ongemakken. Gelukkig kun je dat wel leren. Of weer leren. Is mij ook gelukt.
Bekijk het anders
Voor je ook maar iets doet, stel jezelf de volgende vraag: wiens probleem is het eigenlijk? Dat is namelijk degene die het op moet lossen.
In het geval van de rommelkamer: laat je kind het op zijn manier opruimen, zodat het volledig bij hem past. Zijn manier is de enige die hij in stand houdt, dus de enige goede. Je kunt natuurlijk wel tips geven.
In het geval van de bijles: school is verantwoordelijk voor het verzorgen van het onderwijs aan je kind. Dus dit is hun probleem. Je kunt ze natuurlijk wel adviezen geven, jij kent je kind nu eenmaal het beste. Jij weet hoe hij denkt en leert.
Is het wel jouw probleem (of ben jij de uitgelezen persoon om het op te lossen), ga dan eerst eens goed kijken welke oorzaak of behoefte er onder ligt. Iedere oorzaak heeft een gevolg, ieder symptoom een oorzaak. Heb je de oorzaak, heb je ook de oplossing. Probeer deze uit. Werkt het? Probleem opgelost. Werkt het toch niet (goed genoeg)? Graaf dan dieper naar de oorzaak.
Door gewoon even anders naar dingen te kijken, kun je veel zorgen laten verdwijnen en ervoor zorgen dat je krijgt wat je wilt. Soms kom je er zelf niet uit of is er zoveel. Of is het gewoon makkelijker een ander te laten mee kijken. Daar zijn coaches voor. Je hoeft het niet alleen te doen. Gedeelde zorg is halve zorg.